dinsdag 4 december 2007

Kenny

Dit filmpje deed me terugdenken aan Kenny*. Kenny was het Somalische jongetje bij ons in het asielzoekerscentrum in Goes. Zeven, of hooguit acht jaar oud moet hij toen geweest zijn. Zijn gezichtje heb ik nooit mogen zien, omdat hij, zelfs in de zomermaanden, zijn capuchon strak om zijn smoeltje strikte. Het moet een Somalische hitte zijn geweest, binnen in die Nederlandse winterjas.

Kenny en ik zagen elkaar elke ochtend in de lijnbus. We stapten samen met een meute luidruchtig(e) gekleurde kinderen in bij de halte voor het asielzoekerscentrum, en weer uit bij de Nederlandse school waar we in een apart asielzoekersklasje de taal mochten leren. Veel zagen we niet van onze Nederlandse leeftijdsgenoten, de jaarlijkse playback-show daargelaten. Zelfs onze pauzes op het schoolplein werden strikt gescheiden gehouden.

In het begin keek ik neer op het stille ventje in de eeuwige winter jas. Maar al snel ontdekte ik dat Kenny en ik een fascinatie deelden: De stopknop in de bus. De ontdekking van de stopknop was één van de fijnste verassingen die Nederland voor ons in petto had. We waren allebei jarenlang door onze ouders van her naar der meegesleurd, zonder enige inspraak op de grote-mensen-beslissingen die onze levens bepaalden. Om uitendelijk in Nederland neergekwakt te worden, in een bus, op weg naar een taalklas. En daar, in die bus, hadden we een stel rode knopjes gevonden die ons volledige controle gaven over het stoppen of verdergaan van een groot voertuig plus inzittenden.

De ontdekking van de stopknop was iets dat we later ook in anderen zagen. Als er nieuwe kinderen in het kamp waren, was het altijd een kunst om ze te strikken om een keer op het knopje te drukken. De chauffeur maakte zich al lang niet meer boos om dit grapje. Hij had de hopeloosheid van de zaak waarschijnlijk ingezien, en in plaats van tegen ons te vloeken in een taal die we nog moesten leren, stopte hij netjes elke keer dat er werd gedrukt. Mede hierdoor was de lol er voor de meeste kinderen snel af. Maar niet voor Kenny en ik, voor ons was het een obsessie. We hadden onderling stille afspraken: Als ik drukte, drukte Kenny niet, en andersom. Zo hielden we de stopfrequentie in balans. Als twee piloten hielden we elkaar goed in de gaten en met ons blik lieten we de ander weten: "Everything's under controle."

Ik heb geen idee wanneer het is opgehouden. Nog steeds voel ik af en toe de behoefte opborrelen om aan die noodrem te trekken of op de stopknop te drukken. De uitkomst is dan om snel aan iets anders te denken. Ik weet dat ik er zonder Kenny niet aan moet beginnen.

* Naam en foto zijn gefingeerd.

Geen opmerkingen: